a year in reading; 2017

I am aware that, every time I have a conversation with a book, I benefit from someone's decision against silence.  —Yiyun Li, ‘Amongst Characters’, Dear Friend, from My Life I write to You in Your Life

*

eergisteravond las ik Han Kangs Wit uit. al snel nadat ik erin was begonnen te lezen maakte het me niet langer uit wat ze schreef. mijn geest had zich al lang overgegeven, het boek is volledig van zichzelf waardoor ik haar ook geloofde als ik haar niet volledig begreep. 

Wit is met veel oog voor detail uitgegeven; het is een witlinnen hardcover boek met op de voorkant een andere tint wit voor de titel, en grijs voor de naam van de auteur. op de achterkant van het boek staat enkel een Koreaans karakter voor wit (in dezelfde kleur wit als de titel) gedrukt: 흰.
de binnenkant bestaat uit zwarte woorden op wit papier, en veel witte ruimte. ruimte voor de afwezigheid van woorden, voor het dwalen van de geest, voor spoken.

het boek zit vol spoken.
ik houd van spoken. 

spoken; verhalen die stil worden gehouden, niet verteld mogen worden: terra incognita; schaamte en angst, en vooral verdriet. denk ik. de mooiste verhalen gaan over vergeten of weggestopte dingen.

zoals ik al zei maakte het me op een gegeven moment niet langer uit wat Kang schreef; ik vertrouwde de schrijver volkomen: ik vertrouwde dat ze wist waar ze over schreef en dat ze schreef wat ze schreef omdat het niet anders geschreven kon worden, omdat zij het niet anders kon schrijven.

dat gebeurt niet zo vaak en ik wilde weten, nadat ik de laatste regels had gelezen, waarom dat gebeurde. en waarom juist dit boek. (toen viel ik in slaap. ik weet het niet, ik denk er nog steeds over na.)

dit zijn de boeken die ongeveer hetzelfde teweeg brachten:

*

er was natuurlijk meer dat ik met veel aandacht las:

Deborah Levy, Hot Milk 
Catherine Lacey, The Answers 
Adrienne Rich, The Dream of a Common Language
Rachel Cusk, Transit en Contouren
Katie Roiphe, Het uur van het violet
Kate Zambreno, O Fallen Angel
Jessa Crispin, The Dead Ladies Project
Elif Batuman, The Idiot
Claire Messud, The Woman Upstairs
Carry van Bruggen, Eva 
Louise Glück, Vita Nova

bij ieder boek heb ik het idee gehad dat de schrijver wist wat ze wilde (er staan toevallig geen mannen in mijn lijst en dat is niet verwonderlijk: ik las slechts zes door-een-man-geschreven boeken.) en dat er iets gebeurde dat ik nog niet kende: dat er was geschreven wat er geschreven moest worden —.

& nu lees ik The Vegetarian van Han Kang; ik smul van de onhandige manier waarop de man leeft sinds zijn echtgenote vegetariër is geworden; sinds ze zich niet langer conformeert. het is voor mij onmogelijk medelijden met de man te hebben, ook al is hij degene die me het verhaal vertelt; zijn gedachten en verwachtingen zijn afschuwelijk.

— het boek wacht op me.

idaho/ emily ruskovich

ik weet niet hoe het universum werkt maar ik kom in de boeken die ik lees, films die ik bekijk, plotseling met regelmaat vrouwen tegen die een moord plegen. al deze vrouwen doden schijnbaar zonder reden.

is dat mogelijk, iemand het leven afnemen zonder aanleiding?
mijn hoofd zegt automatisch nee; maar dat betekent niet (automatisch) dat de daad te verklaren is.

in Idaho van Emily Ruskovich sterft een jong kind. het is een adembenemend hete dag, er wordt bovendien zwaar lichamelijk werk verricht; het lichaam neemt het over van de geest?
het jonge kind sterft omdat haar moeder een klein bijltje in haar hand houdt;
dat is wat de schrijver ons laat weten,

the center of it all.

het verhaal verdwijnt met de moeder achter tralies, met het geheugen van de vader, met het andere kind dat niet stierf maar lijkt te zijn opgeslokt door wat ze misschien heeft gezien. niets is zeker, vast staat alleen dat het kind dood is, dat de moeder daar schuld aan heeft, dat het andere kind er niet meer is, dat de vader de feiten langzaam aan het vergeten is —

(maar het feit dat hij aan het vergeten is voelt ongemakkelijk, vooral omdat zijn vergeetziekte hem gewelddadig maakt: hij laat littekens achter)

(kunnen vergeten herinneringen fantoompijn veroorzaken?)

het verhaal verdwijnt grotendeels maar er blijven snippers achter, flarden van een verleden die later door andere personages opgevangen lijken te worden.

*

Idaho is geen puzzel die met de pagina completer wordt, het plot is tegelijkertijd geen plot omdat het verhaal nooit het centrum raakt: het beweegt er omheen want alles dat Ruskovich vertelt beweegt richting dat punt, of er vandaan. (vorm en inhoud vervlochten.)
of: een verhaal kent geen begin en einde want de wereld stopt niet met draaien (waarom stopt de wereld nooit met draaien) en dus kan in ieder moment een beweegreden gezocht, gevonden, worden: maar dat betekent niets.
betekenis is persoonlijk. betekenis staat niet gelijk aan reden of logica, is misschien wel een illusie. tegelijkertijd is het er omdat ik er ben, jij er bent: omdat er personen zijn om iets persoonlijk te maken, om iets betekenis te geven.

het verhaal gaat dus niet over het stervende kind en de bewegingen die haar lieten sterven, maar over het leven daarvoor, en het leven daarna, en dat is wat zo interessant is: hoe de wereld verder gaat terwijl er zojuist een tragedie heeft plaatsgevonden: hoe de wereld verder gaat. nooit staat de wereld stil.
(waarom staat de wereld nooit stil.)

Idaho is niet geïnteresseerd in het waarom, of, misschien wel (een beetje), maar niet dwingend of dringend want de moeder weet het zelf niet dus hoe kan het verhaal of de schrijver het wel weten.

misschien is dat wel waarom Ruskovich het verhaal grotendeels door een buitenstaander laat vertellen; een buitenlandse muzieklerares, zij die een jaar na die verstikkende dag trouwt met de vader.
hij is dan al aan het vergeten.
nooit vergat hij hoe hij al voor de dood van zijn jongste dochter een liefde voelde groeien voor de muzieklerares.
wel vergat hij hoe hij haar liederen neuriede, die dag dat zijn jongste dochter stierf.

maar wat is echt als de drie mensen die kunnen getuigen daar niet toe in staan zijn: er zijn geen woorden, geen herinneringen, er is geen aanwezigheid. en zo draait de wereld door, blijven buitenstaanders achter met slechts flarden van een verhaal.

*

Hij kent de namen van al die bergen die hij kan zien, elke naam van elke berg behalve die waarop hij staat. De wolken zijn zacht en grijs, de ijle, koude wind raakt zijn nek aan. Van de ramen van hutten in de verte komt een verblindende zilverglans, helemaal aan de andere kan van het dal, tussen de bomen op de tegenovergelegen bergen. Het gras hierboven is blauw. Lange, scherpe sprieten waar de honden tunnels in uitbreken met hun lijf. De keien hebben water in hun groeven, korstmos, als getijdenpoelschepsels die zich uitspreiden in het flauwe zonlicht. Beneden vliegen de kraaien heen en weer tussen de toppen van de ceders. Hierboven zijn alleen maar kleine bomen, waarvan de wortels over de rotsen ploeteren.

some notes on lying

uit het essay ‘Woman and Honor: Some Notes on Lying’ (On Lies, Secrets, and Silence. Selected Prose 1966-1978, Norton 1995 p. 187-188) van Adrienne Rich:

The liar often suffers from amnesia. Amnesia is the silence of the unconscious.

To lie habitually, as a way of life, is to lose contact with the unconscious. It is like taking sleeping pills, which confer sleep but blot out dreaming. The unconscious wants truth. It ceases to speak to those who want something else more than truth.

In speaking of lies, we come inevitably to the subject of truth. There is nothing simple or easy about this idea. There is no "the truth," "a truth"— truth is not one thing, or even a system. It is an increasing complexity. The pattern of the carpet is a surface. When we look closely, or when we become weavers, we learn of the tiny multiple threads unseen in the overall pattern, the knots on the underside of the carpet.

This is why the effort to speak honestly is so important. Lies are usually attempts to make everything simpler—for the liar—than it really is, or ought to be.

In lying to others we end up lying to ourselves. We deny the importance of an event, or a person, and thus deprive ourselves of a part of our lives. Or we use one piece of the past or present to screen out another. Thus we lose faith even with our own lives.

The unconscious wants truth, as the body does. The complexity and fecundity of dreams come from the complexity and fecundity of the unconscious strugglin to fulfill that desire. The complexity and fecundity of poetry come from the same struggle.

wat nu als kippen vermomde engelen zijn

WEESVRAGEN
Anne Vegter
uit Wat helpt is een wonder

wat zeggen we liever, ja of nee
wat kunnen we niet delen
wat is het gewicht van een vraag
wat kunnen planten horen
wat is de lucht waard die we uitademen
wat weten kleuters van het gareel waar ze in lopen
wat weegt een emotie

waar is de gedachte die ons niet te binnen schiet

waarom zingen vogels nooit vals
waarom houden we van fonteinen
waar slaan we onze dromen op
waarom ben ik een raadsel voor mezelf
waarom verdragen we het leed van anderen
waar houdt ons geweten zich op
waarom verdragen we extern gezag
waarom worden de halfjes bruin steeds kleiner
waarom zijn daden meer waard dan motieven
waar is mijn andere sok

waarom raken onze seksuele fantasieën sleets

waar blijven de gezichten die ik zag
waar zijn al mijn tweede sokken
wanneer is ons geheugen vol

waarom geloven we

welke daden zijn maar woorden
welk bezit kan ons gestolen worden
welke gewenning maakt ons tot slachtoffer
welke gewenning maakt ons tot dader

hoe verdwijnt ons geweten
hoeveel liefde verdragen we
hoe groeit ons geweten aan
hoe hoog kan de spanning worden tussen waarheid en woede
hoeveel stemmen kunnen we onthouden

hoe kunnen we omgaan met onzekerheid over onszelf
wat kan ik nog zeggen als iedereen praat
hoe kunnen we omgaan met onzekerheid over de wereld

wat is het verband tussen schoenen en sleutels
wat is het verband tussen armoede en natuurrampen
wat is het verband tussen klankdichters en het effect van hypnotherapie
wat is het verband tussen olieprijzen en vluchtelingen
wat is het verband tussen kindertijd en dictatuur
wat is het verband tussen het koningshuis en Wikipedia
wat is het verband tussen scholing en egoïsme
wat is het verband tussen deemoed en armoede
wat is het verband tussen netwerk en rijkdom
wat is het verband tussen globalisme en eenzaamheid
wat is het verband tussen discipline en publieksaantallen
wat is het verband tussen Schönberg en Bach

waarom worden onze schulden steeds meer waard

wat nu als asielzoekers een partij oprichten
wat nu als kippen vermomde engelen zijn
wat nu als het belastingparadijs vol is
wat nu als Europa zich beperkt tot een muur
wat nu als de Neanderthaler niet is uitgestorven
wat nu als alle kleuren vervagen
wat nu als liefde overschat wordt
wat nu als porno heel gezond is
wat nu als de wetenschap zich vergist
wat nu als de wetenschap zich niet vergist
wat nu als nadenken te duur wordt
wat nu als god toch bestaat

over verspilling en verwildering

Onlangs kwam ik de volgende afbeeldingen tegen:




marco cadioli, squares with concentric circles seen from above
from the google earth satellite

Ik wist waar ik naar keek omdat ik een paar jaar geleden de documentaire Watermark (2013; een aanrader) zag, waarin wordt gekeken naar de manier waarop de mensheid met 's werelds water omgaat. Squares with concentric circles seen from above from the google earth satellite (klik hier voor meer) is een voorbeeld van wat we de aarde aandoen, hoe we de aarde gijzelen. Dit zijn afbeeldingen die gevangenschap illustreren.

De cirkels hierboven zijn het gevolg van desert agriculture: het bedrijven van landbouw op plekken waar het normaal gesproken weinig tot niet regent, en waar de grond dat dus eigenlijk niet aankan (o.a. Texas, Kansas). Daar wordt gebruik gemaakt van een irrigatie-systeem dat center pivot irrigation heet, een manier van beregenen waarbij een enorme arm rond een centraal aanvoerpunt draait.

Dit irrigatie-systeem maakt gebruik van grondwater waar steeds dieper voor moet worden geboord.

Ik moest aan Cadioli's cirkels denken toen ik onlangs De vlucht van de hommel van Dave Goulson las. Dit boek bestaat grotendeels uit reisverslagen: in verband met zijn wetenschappelijke werk wordt Goulson regelmatig uitgenodigd om hommels te komen (be)zoeken. Tijdens zo'n werkbezoek aan Californië (waar men last heeft van aanhoudende droogte, een direct gevolg van het plaatsen van de Glen Canyondam) werd hij met de neus op de feiten gedrukt omtrent het waanzinnige waterverbruik ten behoeve van landbouw (volgens Watermark gaat 70% van het water dat de mens gebruikt naar de landbouw):

Sommige amandeltelers hebben het recht het slinkende rivierwater voor irrigatiedoeleinden te gebruiken, maar anderen niet, en zij zien zich genoodzaakt diep in waterhoudende grondlagen te boren om water op te pompen. Boorbedrijven werken zich een slag in de rondte en er zijn wachtlijsten van een jaar. Moesten ze eerst misschien slechts een meter of 150 diep boren voor ze op water stuitten, tegenwoordig moeten ze twee keer zo diep gaan (..). Het is bovendien verontrustend: het water uit die grondlagen, dat daar misschien wel duizenden of zelfs miljoenen jaren opgeslagen heeft gelegen, wordt opgebruikt. Er wordt niet op toegezien en bijgehouden hoeveel water er wordt opgepompt, noch hoeveel putten er worden geslagen (..). Dat is niet alleen een probleem in Californië: in de hele VS wordt elk jaar de verbijsterende hoeveelheid van 25 kubieke kilometer water opgepompt. (p163)

1 kubieke kilometer = 1 kilometer × 1 kilometer × 1 kilometer.

*

Er staan (gelukkig) ook positieve verhalen in De vlucht van de hommel. Goulson vertelt onder andere over een ‘regenwoud in de monding van de Theems’, West Thurrick Lagoons (of Oliver Road Lagoon). Het gebied, waar eerst een kolencentrale stond, werd gebruikt om gepulveriseerde as te dumpen. Na zo'n twintig jaar met rust te zijn overgelaten bleek de plek ineens interessant wild leven te bieden; zo interessant dat er naar verluid zeldzame hommels wonen.

Vanwege de interessante begroeiing, en het unieke leven aldaar, probeerden natuurorganisaties het dreigende verkoop van het gebied te voorkomen. Dat is slechts deels gelukt, maar het is deels gelukt: meestal gaat economie voor ecologie.

west thurrick lagoons, londen

Een ander voorbeeld is Canvey Island. Het ligt direct aan de Theems, waardoor het ooit een getijdengebied was en er dus van alles leefde: weekdieren, waadvogels, en zo meer. In verband met overstromingen werd er besloten een betonnen zeewering te plaatsen. Dat had uiteraard gevolgen voor de plaatselijke ecologie: die verdween, feitelijk. Er werd daarna nooit echt iets met het gebied gedaan: wederom werd een verlaten plek overgenomen door een uitzonderlijke fauna:

.. alleen al vijf van de zeldzaamste hommelsoorten van Groot-Brittannië en minstens driehonderd soorten nachtvlinders. Dertig van de ongewervelden die er voorkomen staan op de Britse rode lijst van bedreigde diersoorten. (p225)

Het is nu een natuurreservaat, opnieuw vanwege inmenging van natuurorganisaties, maar zoals gezegd: meestal gaat economie voor ecologie. Er zijn nog altijd ontwikkelingsplannen en het feit dat Canvey Island nú een natuurreservaat is betekent vermoedelijk alleen dat er een extra document getekend moet worden zodra plannen concreet worden.

Geld is het toverwoord: de grootste succesverhalen in Goulsons boek gaan over privé-projecten. Knepp Castle is bijvoorbeeld mogelijk omdat de huidige eigenaar het gebied heeft geërfd. Het is een prachtig initiatief, maar ik vind het eigenaardig dat natuur alleen ongestoord mag verwilderen als land privé-bezit is; als het de keuze van de eigenaar (tussen haakjes?) is. Over de rest – reservaten, openbaar groen, etcetera – valt blijkbaar te onderhandelen.

*

Wilde natuur, volgens Robert Macfarlane (in De laatste wildernis): de tomeloosheid van de groene natuur, de pure, woeste en chaotische kracht van het eindeloze, organische bestaan. Die tomeloosheid had niets van doen met onherbergzaamheid, maar alles met volheid, vitaliteit en plezier. Onkruid dat opschiet uit een barst in een stoep, een boomwortel die onbeschaamd door het asfaltpantser heen breekt: het waren evenzeer tekenen van vrije natuur als een vloedgolf of een sneeuwvlok.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief