het boek van mijn levens (2)

‘Ik herinnerde me hoe hij een paar weken eerder op een paar Loyola-studenten was afgestapt die aan het tafeltje naast het onze zaten te babbelen, die copieus het woord like hadden misbruikt, en die nauwelijks even pauzeerden om adem te halen. Ik was geïrriteerd geraakt door onophoudelijke leegheid van hun woordenuitwisseling, de idiote frequentie van die likes, en ik kon maar niet stoppen met luisteren juist omdat ik geen idee had waar ze het over hadden. Maar ik verduurde het omdat we hier altijd wel afgeleid werden. Peter daarentegen explodeerde. 'Waarom praten jullie zo veel?' gilde hij vanuit het niets naar hen. 'Jullie praten nu al een uur, en hebben nog altijd niets gezegd. Koppen dicht! Koppen dicht!' De studenten hielden hun mond, doodsbang. Peters uitbarsting, hoe schokkend hij ook geweest moge zijn, was volkomen logisch voor mij – niet alleen treurde hij om het verspillen van de woorden, hij verafschuwde ook de morele gelatenheid waarmee ze verspild werden. Voor hem, in wiens strot de graat van de ontheemding voor altijd was blijven steken, was het verkeerd om over niets te praten indien er een eeuwigdurend tekort aan woorden was voor alle afschuwelijke dingen die in deze wereld plaatsvonden. Het was beter om te blijven zwijgen dan om iets te zeggen wat er niet toe deed. De stille plek diep in jezelf moest je zien te beschermen tegen het offensief van verspilde woorden (..).’ (p. 209-210; schuingedrukte regel is door mij gecursiveerd)

Uit Het boek van mijn levens van Aleksandar Hemon (uitgeverij Karaat 2015, vert. Charles Bors en Mauro Veen).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief