de plaats van de ster

De plaats van de ster lijkt zich na de Tweede Wereldoorlog af te spelen maar het stikt van de nazi's in dit boek. Modiano's protagonist, Raphaël Schlemilovitch, is joods. Hij daagt de antisemitische wereld uit, met plezier bijna. Tevens praat hij ze naar de mond, en sluit zich zonder wroeging bij de nazi's aan. Al snel valt er geen touw meer aan Schlemilovitch' herinneringen vast te knopen: hij sterft, raakt vervolgens bevriend met Hitler, wordt dan achtervolgd of gemarteld door de Gestapo, sterft opnieuw en leeft weer verder.

Het boek heeft dan ook een wat surrealistisch karakter. Vooral in het begin is De plaats van de ster lastig te volgen. Dit heeft niet alleen te maken met het feit dat 'herinneringen' elkaar niet chronologisch opvolgen: Schlemilovitch is Joods op iedere denkbare manier. Rudy Kousbroek schreef daar in zijn nawoord het volgende over:

‘Het leven van Raphaël Schlemilovitch is de exploratie van zijn joodse identiteit; maar een exploratie naar alle kanten, van al het mogelijke, door geen enkel taboe tot staan gebracht.’ (p. 147)

Modiano krijgt dit voor elkaar door zijn hoofdpersoon aan hallucinaties te laten lijden. Schlemilovitch wordt letterlijk achtervolgd door zijn verleden. Wederom Kousbroek:

‘Schlemilovitch drinkt in één teug de oceaan leeg van alles wat ooit over joden gezegd, gedacht of geschreven is; hij verzwelgt alles; als de oorlog komt is hij 'de eerste die ervan profiteert'. (..) Duidelijk is natuurlijk (..) hoe Modiano Schlemilovitch tot het voertuig maakt van alle dingen die ooit over joden gezegd zijn, zowel door antisemieten als door de joden zelf, maar ook door theoretici die over het joodse vraagstuk geschreven hebben (..).’ (p. 151)

Door te suggereren dat Schlemilovitch aan waanideeën lijdt is niet vast te stellen wat hem nu werkelijk is overkomen, wie en wat hij nu werkelijk is. Dat voelt raar: dit boek is fictie, maar alles wat Schlemilovitch denkt te hebben meegemaakt zal ooit zijn voorgekomen voor, tijdens, en na de Tweede Wereldoorlog. Dat geldt natuurlijk ook voor de vele tirades die in De plaats van de ster staan geschreven: alles is ooit door iemand gezegd of geschreven, destijds. Toch, en dat is wel erg, erg knap, voelt het nooit alsof Modiano medelijden wil oproepen (ook daar lijkt hij boos over te zijn) of iets probeert te bagatelliseren, terwijl bepaalde scènes op een gegeven moment toch vrij absurd over komen. Juist dát, het idee dat zoveel haat en/of geweld absurd over kan komen, is wat zoveel indruk maakt bij mij.

Het lijkt er overigens op dat Modiano zijn allesverzengende woede in dit ene boekje heeft gestopt, dat zijn debuut was. Ik lees nu zijn Villa Triste (dit verscheen drie jaar na De plaats van de ster), een boek dat minder agressief en confronterend te werk gaat, integendeel, het gaat over schimmen en schaduwen en denkt na over wat tijd verandert en waarom. Villa Triste is tot nu toe prachtig, ik ben nog maar veertig pagina's ver. Zoiets valt niet te zeggen over De plaats van de ster, dat zou niet volstaan. Het is ontegenzeggelijk indrukwekkend te noemen, vooral omdat het drukt op plekken die al blauw waren, maar 'mooi' of 'prachtig' past hier niet, daarvoor is het boek te boos.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief