opwaaiende zomerjurken

Dit citroengele boek was een gigantisch succes toen het uitkwam in 1979. Ik vind het ongelooflijk en bijzonder en raar; Opwaaiende zomerjurken is geen gemakkelijk boek. Het is stil en het (onder)zoekt, en er gebeurt weinig. Maar, mensen lazen het, en identificeerden zich met Edo Mesch. Massaal.

Het boek gaat over een jongetje dat altijd vanaf een afstand naar de wereld kijkt, dat zijn angsten verstopt achter zijn oogpleister; over een puber en zijn zoektocht naar Het Systeem; over een jong volwassene en zijn gevoel van onmacht. Hij ontdekt dieptes, heeft het gevoel dat hij de enige is (want, de mensen in zijn omgeving lijken leeg te zijn); ontdekt grenzen. Het spel, het systeem:

‘Of is iedereen eigenlijk zoals ik maar zie ik het niet omdat ze het verborgen houden, net als ik? Als dat zo is, dan moet het werkelijke leven onzichtbaar zijn, iedereen leeft het, niemand spreekt erover.’ (p. 138)

‘Niemand spreekt erover.’ Oek de Jong kan er niet over spreken, en schrijft dus. Edo Mesch is immers zijn alter ego:

‘Waarom creëert een schrijver een alter ego? Het is een voertuig voor een verkenning van duistere diepten. En in die dieptes lijken mensen veel meer op elkaar dan ze in het dagelijks leven vermoeden. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom een zo excentriek en extreem personage als Edo Mesch door zoveel lezers wordt herkend.’ (p. 304; uit De roman als oerschreeuw, een extra in de jubileumeditie die in 2009 werd uitgegeven)

Of iedereen werkelijk zo op elkaar lijkt, in die dieptes, vraag ik me af. Ik denk eerder dat mensen van nature met dezelfde dingen worstelen, vragen van eenzelfde aard hebben. En dan verdwijnt dit alles plotseling in die dieptes (ook daarin lijken we waarschijnlijk op elkaar). Duister is het er alleen omdat we zelf het licht uit hebben gedaan.

Opwaaiende zomerjurken is een erg mooi boek. Het is eerlijk en rauw. En mooi geschreven. Je ziet altijd de horizon. Er is veel wind en licht en water. Wezenlijk. Het boek zit barstensvol met het innerlijke dialoog van de hoofdpersoon. Soms in het heden, vaker in het verleden. (Wat gebeurt er werkelijk nu, in het heden? Achteraf weten we meer, weten we altijd meer.)

Het is een chaotisch boek, het zit vol paradoxen. Edo Mesch is Oskar Vanille, en Oskar Vanille is Edo Mesch. Het is geen fijne jongen, maar hij is een held. Hij geeft zich niet zomaar gewonnen: altijd is er het (overheersende) verlangen te verdwijnen, te vergeten, gedachteloos te worden. Onbeweeglijkheid. De Lethe stroomt door dit boek, vanaf het begin: al op pagina 12 staan de woorden: ‘Alles bewoog maar.’ Als een zucht. Het is een echte ideeën-roman. En niet gemakkelijk. En zeer de moeite waard.

(Ik vraag me af waar die lezers uit 1979 zijn gebleven; ik vraag me af hoe druk het in die duistere diepte is.)

3 opmerkingen:

  1. Ik heb het ook in huis gehaald, naar aanleiding van Benali boekt.
    Ik moet toen het boek uitkwam wel de juiste leeftijd hebben gehad, maar het is me toch een beetje ontgaan toen. Ben er na jouw bespreking wel nieuwsgierig naar geworden...

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. ooit iets van Oek de Jong gelezen? ik denk dat je wel onder de indruk zal zijn van zijn schrijfwijze.. dat was ik in ieder geval wel.

      Verwijderen
    2. Ja, Hokwerda's kind heb ik gelezen, vond ik erg goed!

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief