whacher (of: emily brontë)

Vorige week las ik brieven van de Brontë-zussen. De selectie, uitgekomen als privé-domein nr. 234 met als titel Verwoeste levens, telt nog geen 200 pagina's en bevat vooral brieven van Charlotte Brontë. Dat is jammer: ik ben altijd erg nieuwsgierig geweest naar Emily Brontë. Ze blijkt echter niet een groot brievenschrijver te zijn geweest. Ook Anne Brontë is minimaal aanwezig: Emily en Anne schreven blijkbaar alleen verjaardag- en bedankbriefjes.


Waarom Emily Brontë? Allereerst: Wuthering Heights. Omdat het donker is, omdat het er waait en iedereen een buitenstaander is, zelfs Linton, omdat hij de enige niet-buitenstaander is tussen alle buitenstaanders; omdat Emily Brontë over spoken schrijft die niets met griezelverhalen maar alles met de dood te maken hebben, en met het leven, natuurlijk. Omdat ze een poëtische schrijver was, ik heb haar gedichten nog niet gelezen, maar de laatste paar alinea's van Wuthering Heights doen mij vermoeden dat haar poëzie ook de moeite waard is (het zijn in ieder geval fantastische laatste regels):

My walk home was lengthened by a diversion in the direction of the kirk. When beneath its walls, I perceived decay had made progress, even in seven months – many a window showed black gaps deprived of glass; and slates jutted off, here and there, beyond the right line of the roof, to be gradually worked off in coming autumn storms.
       I sought, and soon discovered, the three head-stones on the slope next the moor – the middle one, grey, and half buried in heath – Edgar Linton's only harmonized by the turf, and moss creeping up its food – Heathcliff's still bare.
       I lingered round them, under that benign sky; watched the moths fluttering among the heath, and hare-bells; listened to the soft wind breathing through the glass; and wondered how any one could ever imagine unquiet slumbers, for the sleepers in that quiet earth.

Ik lees nu Glass, Irony & God van Anne Carson. Het boek start met het gedicht ‘The Glass Essay’, waarin Emily Brontë, en haar werk, een grote rol speelt:

I travell all day on trains and bring a lot of books —

some for my mother, some for me
including The Collected Works Of Emily Brontë.
This is my favourite author. (p. 1)

Ik vind dit mooi:

But whacher is what she wrote.

Whacher is what she was.
She whached God and humans and moor wind and open night.
She whached eyes, stars, inside, outside, actual weather.

She whached the bars of time, which broke.
She whached the poor core of the world,
wide open. (p. 4-5)

En dit:

(..) it has no name.
It is transparent.
Sometimes she calls it Thou.

“Emily is in the parlour brushing the carpet,”
records Charlotte in 1828.
Unsociable even at home

and unable to meet the eyes of strangers when she ventured out,
Emily made her awkward way
across days and years whose bareness appalls her biographers.

This sad stunted life, says one.
Uninteresting, unremarkable, wracked by disappointment
and despair, says another.

She could have been a great navigator if she'd been male,
suggests a third. Meanwhile
Emily continued to brush into the carpet the question,

Why cast the world away.
For someone hooked up to Thou,
the world may have seemed a kind of half-finished sentence. (p. 5)

Dit alles is uiteraard een kwestie van interpretatie. Emily Brontë was vermoedelijk inderdaad een whacher (Anne Brontë schreef in een van haar brieven dat Emily oostenwind ‘een heel oninteressante wind’ vindt (p. 113, Verwoeste levens)), maar of ze echt niet in staat was mensen in de ogen te kijken betwijfel ik. Ria van Loohuizen, de vertaler van de Brontë-brieven, vertelt over de ‘Majoor’:

‘Emily's bijnaam omdat zij Ellen Nussey [een vriendin van Charlotte Brontë] eens tijdens een wandeling in bescherming nam tegen de avances van Mr. Weightman.’ (p. 114, Verwoeste levens)

Zo'n ‘Majoor’ lijkt me niet iemand die bang is voor mensen. Ik geloof dan ook niet dat Emily Brontë een uninteresting, unremarkable leven leidde, dat ze gebukt ging onder vertwijfeling en teleurstelling. Uit Charlotte Brontë's brieven valt op te maken dat Emily een serieuze kunstenaar was, dat ze al haar energie, en zoveel mogelijk tijd, weidde aan het schrijven van poëzie en fictie. Ze leidde wellicht een (aan de buitenkant) stil leven, waardoor veel biografen blijkbaar zo van slag raakten (want wáár komt Heathcliff dan vandaan?) dat ze een dergelijk leven alleen konden omschrijven als triest, onvolledig. Ik ben heel nieuwsgierig naar de rest van Anne Carsons ‘The Glass Essay’, alleen al omdat zij Emily overduidelijk beter begrijpt dan al die (waarschijnlijk mannelijke) biografen die vóór Carson over Emily Brontë schreven.

Emily Brontë dus. Omdat ze een whacher, een kunstenaar, een buitenstaander was. En, Wuthering Heights. Altijd Wuthering Heights.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief