blauwe nachten

Blauwe Nachten is het tweede boek van Joan Didion dat een leven herdenkt, een dood probeert te ver-werken. Twee jaar na John Gregory Dunne's dood, in 2005, kwam het boek Het jaar van magisch denken uit. Nog voordat dit boek werd uitgegeven overleed ook plotseling dochter Quintana Roo. Didion besloot Magisch denken te publiceren zoals het in eerste instantie was geschreven. Ook begon ze 'gewoon' aan een promotietour. Wel werd het boek opgedragen aan John én Quintana.

Vijf jaar later, in 2010, begon Joan Didion te schrijven over Quintana. Blauwe Nachten, een zogenaamd vervolg. Maar niet echt, natuurlijk. Een nieuw verdriet; nieuwe vragen, nieuwe twijfels, nieuwe angsten: 

‘Sprekend over sterfelijkheid, spreken we over onze kinderen. (...) De tijd verstrijkt. Kan het zijn dat ik dat nooit heb geloofd? Geloofde ik dat de blauwe avonden eeuwig konden voortduren?’ (p. 18-19)

De vele herinneringen die gedeeld worden, laten zien dat Quintana leed onder het idee van 'gekozen' zijn. Want ze werd gekozen, het volmaakte kind met een roze strikje in het intens donkere haar. Maar om in die positie te komen, gekozen kunnen worden, moet je eerst alleen worden gelaten. Ook kon Quintana vele andere scenario's niet uit haar hoofd zetten:

‘Stel dat jullie niet thuis waren geweest, stel dat jullie niet naar dokter Watson in het ziekenhuis hadden kunnen gaan, stel dat er een ongeluk was gebeurd op de snelweg, hoe was het dan met mij afgelopen?’ (p. 83)

Geadopteerd, en dus een zekere mate van verlatingsangst: je kunt het je voorstellen. Ook Didion begrijpt het, nu. Maar dit begrip zorgt eerder voor meer vragen dan rust. Heeft ze, als moeder, ergens iets gemist? Was er iets dat ze had kunnen doen? Quintana was vijf jaar oud toen ze een psychiatrische kliniek belde om te informeren wat ze moest doen indien ze gek werd, en enkele jaren later smeekte ze haar moeder, de wereld, iedereen, om haar vooral in de grond te laten liggen, slapend.

Quintana Roo Dunne
Didion lijkt te zijn lamgeslagen door zo veel verlies in zo'n korte tijd. De bijna wanhopige herhaling van enkele vragen is erg aangrijpend. Herinneringen worden afgewisseld met mijmeringen over tijd, en ouderdom, en het accepteren van de dood. Dat is echter iets waar Didion nogal mee zit. Haar eigen dood, daar heeft ze nu eigenlijk geen moeite (meer) mee – het is de dood van de mensen die ze liefheeft, die ze niet zomaar los kan laten. Aan herinneringen heeft ze niets, vindt ze. Herinneringen vervagen. Ze vloeien in elkaar over.

In Blauwe Nachten lijkt Joan Didion tot de conclusie te komen dat de dood het bewijs is van het bestaan van tijd. Ze is ondertussen 77 jaar oud en begint nu pas te bevatten dat ze ouder wordt. De twijfels en angsten zitten nu niet alleen in haar hoofd, maar ook in de rest van haar lichaam. Zo heeft ze last van onverklaarbare neurotische klachten. Ze wordt gedwongen na te denken over wie er gebeld moet worden in het geval haar iets overkomt. De tijd verstrijkt.

‘Ze wilde graag geloven dat ze, als ze er maar niet bij ‘stilstond’, op een ochtend wakker zou worden om tot de ontdekking te komen dat alles was rechtgezet. ‘Als er bijvoorbeeld iemand doodgaat’, had ze eens gezegd bij wijze van verklaring van haar benadering, ‘kun je er beter niet bij stilstaan.’’ (p. 153)

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief